‘Dag fantasieman’
Roept de leerling uit groep 3 mij na, nadat ik bij hen in de klas een les heb gegeven uit het lesprogramma van kunstgebouw. In dit lesprogramma, dat de heerlijke naam ‘Ties Valies’draagt, kom ik met een koffer en een boombox vol geluiden en muziek langs in de klas. Ik heb namelijk een geheimzinnige koffer van mijn vriend Ties gekregen. Ties is het verzonnen personages van kunstgebouw. Hij geeft koffers aan mensen en in die koffers zit een reis. Een reis vol fantasie. Ties is dus mijn eigen persoonlijke, verzonnen vriend. Ties is mijn onzichtbare vriendje. Dat weten de kinderen in groep drie ook wel, maar voor heel even doen we met zijn allen alsof. We doen alsof we een reis maken. We doen alsof we door een struik vol doornen kruipen. We doen alsof we ijs eten. We doen alsof we door de sneeuw lopen (al is het 30 graden buiten). En we doen alsof ik een vriend heb die Ties heeft.
De leerlingen van groep drie en vier maken zo kennis met toneelspel, met verbeelding, met echt en nep, met gedrag nadoen, leren kijken naar elkaar en voordoen naar elkaar. Daarna neemt de vakleerkracht de volgende lessen op zich. Ik mag dus even op visite komen in de les. Mede namens mijn verbeelde vriend Ties Valies.
Het einde van de les. Je krijgt als docent een applaus, een voorzichtige leerling bedankt je nog even persoonlijk en één leerling uit groep drie zegt dan: ‘dag fantasieman’. ‘Dag, tot een volgende keer’, roep ik hem na. Fantasieman denk ik… Fantasieman. Dus ik ben een fantasieman. Voor hem was ik slechts een fantasie. Een fantasie met een onzichtbare vriend. Dat is nog eens een droste effect.