Bron: Kant – Over pedagogiek

NAAM BRON: Over pedagogiek

TYPE BRON: Boek (vertaling met inleiding van Ernst-Otto Onnasch)

AUTEUR: Kant & Onnasch

APA:

Kant, I. (2021). Over pedagogiek. Boom Lemma.

CONTEXT: Pedagogiek, didactiek, vakdidactiek, codering, coderen, competenties,  bewustwording

VERZAMELING VAN MATERIAAL UIT DE BRON:

LET OP: Onnasch uit de APA halen (nagevraagd op 3 december aan Nick de Vos)

Kant, I., & Onnasch, E. O. J. (2021). Over pedagogiek. Boom Lemma.

In de pedagogiek gaat het erom om het kind de leiden tot een zelfverantwoordelijke volwassenheid. Dit gebeurt doordat het kind leert doelen voor zichzelf te stellen. In het proces van het doelen stellen leert het kind ook dat het zelf een doel te zijn, om uiteindelijk zichzelf te begrijpen als einddoel (Kant & Onnasch, 2021, p. 14)

 

De structuur van de pedagogiek verloopt volgens Kant & Onnasch (2021, p. 21-24) via vier stadie van opvoeding. Dit zijn: disciplinering, cultivering, civilisering en moralisering. Bij disciplinering draait het om de afspraken van geboden en verboden. Spel is een zeer geschikt middel voor deze disciplinering, omdat doordat het kind plezier beleeft aan het spel hij deze regels graag in acht neemt en zo zijn eigen wil disciplineert. Het kind erkent zo vrijwillig de spelregels van de autoriteit van het spel. Een volgend stadium is de cultivering, hierbij gaat het erom dat de natuurlijke aanleg van het kind wordt ontwikkelt tot bekwaamheden en vaardigheden. Dit betreft hier zowel lichamelijke vaardigheden (bijvoorbeeld: zwemmen en tekenen) als geestelijke vaardigheden (bijvoorbeeld: schrijven en lezen). Bij cultivering gaat het om het aanleren van technische regels ten behoeve van de zelfredzaamheid om sociaal en geestelijk binnen groepen mensen te kunnen functioneren. Civilisering, dat een volgend stadia betreft, draait om het gebruik van de verworden competenties binnen een sociale praktijk om de vanuit die sociale praktijk gestelde doelen te kunnen bereiken. De gestelde doelen zijn dus niet persoonlijk, maar het zijn einddoelen vanuit de intersubjectiviteit van de sociale praktijk waarin de leerling zich beweegt. Hiermee is het civiliseren een sociale vaardigheid. Tot slot is er de moralisering waarbij het erom gaat dat een kind uiteindelijk leert aan de hand van de eigen morele autoriteit keuzes te maken en te onderbouwen. Daarmee zijn de gemaakte keuzes van het kind zelfbepaald en vrij, waarbij het kind de verantwoordelijkheid kan nemen voor het eigen handelen.

Pedagogisch handelen & klassenmanagement Op basis van Kant & Onnasch (2021, p. 22) Disciplinering De leerling houdt zichzelf aan eventuele verboden en geboden door afspraken binnen het spel en erkent hiermee de autoriteit van het spel
Pedagogisch handelen & klassenmanagement Op basis van Kant & Onnasch (2021, p. 22) Cultivering Er wordt door de leerling gewerkt aan vaardigheden die de leerling met het lichaam (stem, mimiek, fysiek) uit ten behoeve van de zelfredzaamheid binnen een context
Pedagogisch handelen & klassenmanagement Op basis van Kant & Onnasch (2021, p. 22) Cultivering Er wordt door de leerling gewerkt aan geestelijke vaardigheden, zoals schrijven en lezen ten behoeve van de zelfredzaamheid binnen een context
Pedagogisch handelen & klassenmanagement Op basis van Kant & Onnasch (2021, p. 22) Civilisering De leerling zetkennis, vaardigheden en attidude in om doelen die in samenspraak met anderen zijn gesteld te ontwikkelen
Pedagogisch handelen & klassenmanagement Op basis van Kant & Onnasch (2021, p. 22) Moralisering De leerling verantwoordt eigen keuzes in gedrag.
Pedagogisch handelen & klassenmanagement, Vakdidactiek Op basis van Kant & Onnasch (2021, p. 22) & …… Moralisering De leerling verantwoordt eigen keuzes binnen een afsproken spel

 

 

 

In over pedagogiek (Kant & Onnasch, 2021, p. 21) wordt onderscheidt gemaakt tussen de fysieke pedagogiek en de praktische pedagogiek. De fysieke pedagogiek draait vooral om voeding en bescherming van het kind, zonder onbevangenheid van het negatief te beïnvloeden. De praktische pedagogiek draait om de vorming van het karakter van het kind, zodat het zelfstandig zijn rede kan gebruiken, in het kader van de moraliteit.

 

Universele principes die slecht dienen te worden toegepast bestaan niet binnen de opvoedkunde. De pedagogiek is een onderzoek waarbij steeds de omgevingsfactoren van invloed zijn bij de zoektocht naar de juiste keuze. Hierbij wordt er rekening gehouden met wat het beste is voor de mens zelf als wat het beste is voor de wereld en de mensheid als geheel (Kant & Onnasch, 2021, p. 33).

 

‘Opvoeding is een kunst, waarvan de uitoefening door vele generaties moet worden vervolmaakt. Elke generatie, voorzien van de kennis van de vorige, kan steeds beter een opvoeding tot stand brengen die de gehele natuurlijke aanleg van de mens proportioneel en doelmatig ontwikkelt en zo de menselijke soort naar zijn bestemming leidt.’ (Kant & Onnasch, 2021, p. 52) à CITAAT, EINDE ONDERZOEK?

 

Dresseren van kinderen is niet voldoende, ze moeten zelf leren denken (Kant & Onnasch, 2021, p. 58).

 

De opvoeding bestaat uit verzorging en vorming. De opvoeding is negatief als deze zich alleen richt op fouten. Positieve opvoeding richt zich op het onderwijzen en begeleiden. Begeleiding betekent dat het kind wordt begeleidt binnen de uitoefening van het geleerde. Hierbij kan er sprake zijn van een rol als leraar of een rol als begeleider. De leraar begeleidt voor school en de begeleider biedt begeleiding voor het leven. In het begin van de opvoeding gehoorzaamd een kind en in een volgend stadium worden eigen keuzes overwogen. (Kant & Onnasch, 2021, p. 60). à ZO STELLING IS HET ALLICHT NIET. WEL ONDERSCHEID TUSSEN DIDACTIEK EN PEDAGOGIEK HIERIN MAAR NIET ZICHTBAAR, DUS KOMT OVEREEN MET PEDAGOGIEK ALS GEHEEL.

Pedagogiek is fysiek of praktisch. Fysieke opvoeding draait om te verzorging van het kind. Praktisch of morele opvoeding gaat over de opvoeding van de mens tot een vrij handelend wezen. Praktische opvoeding bestaat uit drie onderdelen. De eerste is plichtmatig schoolse vorming als het gaat om een bekwaamheid. Dit is een didactische vorming die plaatsvind onder de verantwoordelijkheid van de leraar. Deze vorm van onderwijzen is nodig om geschikt te worden om doelen te bereiken. Een tweede onderdeel uit de praktische opvoeding is pragmatische opvoeding met betrekking tot slimheid. Hierin speelt de begeleider in rol in relatie tot aspecten die ook buiten het schoolse plaatsvinden. De mens leert zo zijn eigen doelen te schikken ten opzichte van de maatschappij. Een derde onderdeel is de morele vorming. Hierbij krijgt de mens waarde ten opzichte van de gehele mensheid (Kant & Onnasch, 2021, p. 65). à MOREEL REDEREN, PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK GENOEMD BINNEN PEDAGOGIEK, VERANTWOORDELIJKHEID.

 

Kant & Onnasch (2021, p. 72) maken als het gaat om pedagogiek de vergelijking met de loopwagen en de leiband. Hierbij staat de leiband voor het kaderen en afbakenen binnen de pedagogiek. De loopwagen staat voor de mogelijkheid om te leren om zelfverzekerd te zijn. à COMPETENTIE, AUTONOMIE, RELATIE. LEREN IN STAPPEN

 

Kant & Onnasch (2021, p. 101) geven aan dat als het om bekwaamheid gaat er aandacht voor dient te zijn dat deze grondig en niet oppervlakkig is. Hiermee wordt bedoeld dat men kennis van zaken dient te hebben en dat men deze ook tot stand kan brengen. Deze bekwaamheid dient grondig en geleidelijk tot een gewoonte van denken te worden. à BEWUSTWORDEN, COMPETENTIE, ONTWIKKELEN, KUNNEN

 

‘Wat de wereldwijsheid betreft: deze bestaat in de kunst om onze bekwaamheid aan de man te brengen, dat wil zeggen hoe we andere mensen voor onze eigen doeleinden kunnen inschakelen.’ (Kant & Onnasch, 2021, p. 101)